Naar aanleiding van de zomercursus fysische antropologie in 1999 hebben wij gedurende het tweede semester van het collegejaar 1999-2000 een achttal skeletten onderzocht. De skeletresten die zijn gebruikt bij dit practicumgedeelte zijn afkomstig van een begraafplaats rond de Sint Jan te 's-Hertogenbosch. Het terrein waar de gehele groep skeletresten van afkomstig is bevindt zich ten noorden van de Sint Jan, tussen de kerk en de Hinthamerstraat. Het kerkhof is in gebruik geweest vanaf het eind van de Middeleeuwen, ca. 1444, tot aan 1858. Tussen 1810 en 1858 was het een katholieke begraafplaats. Mogelijk dat de meeste begravingen uit deze laatste periode stammen. Gezien de dichtheid waarmee de individuen zijn begraven en de goedkope houten bekisting kan gezegd worden dat het personen betreft uit de 'lagere' sociale klassen van de maatschappij. Voorbeelden hiervan zijn militairen, mensen met een geestelijke afwijking, ambachtslieden etc. Probleem is dat, gezien de lange gebruiksperiode van het kerkhof, niet alle graven meer in de oorspronkelijke context zijn aangetroffen. Na voorgaande archeologische context te hebben geschetst zullen in de navolgende hoofdstukken diverse aspecten van fysisch antropologisch onderzoek worden behandeld en toegelicht, zowel algemeen als specifiek van deze skeletten. Van belang was om per skeletnummer, voor zover mogelijk op basis van die resten, het volgende te bepalen. Geslacht, leeftijd bij overlijden en de lengte bij leven zijn doel van onderzoek. Naast deze drie factoren welke van belang zijn om als resultaat van het onderzoek te dienen is er aandacht besteedt aan eventuele pathologie en het gebit. Alvorens naar de vraagstelling over te gaan twee korte opmerkingen. Met betrekking tot de skeletformulieren, die als bijlage zijn opgenomen, het volgende. Aangezien de tekeningen anders doen vermoeden, waren er wel degelijk een groot aantal ribben gevonden. Gezien de problemen met het plaatsen van de ribben zijn deze, op een enkele uitzondering daargelaten, niet ingetekend op de formulieren. Ten tweede waren er in enkele gevallen duidelijke pijprokers aan te wijzen, gezien de specifieke slijtage in boven- en ondergebitselementen. Passen de onderzoeksresultaten in het beeld van midden 15e eeuw tot midden 19e eeuw? Deze vraagstelling trachten wij te beantwoorden door middel van vergelijking met onderzoeken uit deze periode uit Dordrecht en Delft. Deze centrale vraagstelling van onderzoek zal, voorzover mogelijk beantwoord, in de vergelijking en conclusie aan de orde komen. | 2 |